misbruikpreventie transgender prostitutie literatuurlijst uit voorwoord allochtonen volwassenen aids epiloog |
© 2000 M. Heemelaar, Amsterdam De gehele tekst over socialisatie in allochtone culturen is ingrijpend veranderd. Klik op deze langste pagina van de website door naar de volgende teksten: Inleiding cultuur |
© 2000 M. Heemelaar, Amsterdam 2.3.1
Vernieuwde inleiding par. 2.3.1 op p. 69: De tekst start met de
volgende nieuwe passage. In het voorgaande is duidelijk
geworden dat ook de sociale en maatschappelijke omgeving een belangrijke
rol spelen in het verklaren van seksueel gedrag. Hoe wordt een individu de
persoon die hij is? Voor het antwoord daarop gaan we in deze paragraaf op
zoek in de sociologie en wel in het bijzonder bij socialisatie theorieën.
Socialisatie is het proces van cultuurverwerving. Het wordt ook wel
enculturatie genoemd. Het is een continu communicatieproces van de mens en
zijn omgeving. Vaker dan we denken spelen culturele patronen een
doorslaggevende rol in ons doen en denken. Cultuur is de gemeenschappelijke
wereld van betekenissen van een bepaald sociaal systeem en omvat:
-
taal (ook
jargon, humor, omgangstaal, non-verbale en verbale
communicatie) -
kennis van
opvattingen en praktijken (hoe het er aan toegaat in een sociaal systeem,
maatschappelijke spelregels, rechten en plichten van de burgers, mannen-
en vrouwenrollen, geloof enz.) -
de waarden en
normen die mensen hanteren (zie §2.3.4) en -
symbolen
(vlaggen, haardracht, kleding, statussymbolen), rituelen
(begroetingswijzen, feesten, sociale activiteiten als vergaderingen) en
helden (mensen met hoog aanzien in een systeem: leiders, martelaren,
sterren, idolen) Deze vier elementen heeft ieder
individu nodig om goed in een sociaal systeem te kunnen leven. Religie is
belangrijk in zeer veel culturen, maar wordt niet apart genoemd: het is
een combinatie van de bovenstaande vier elementen. Cultuur is niet statisch maar juist
dynamisch: in wisselwerking verandert een cultuur voortdurend. Anderzijds
zijn er ook duurzame kanten aan een cultuur. Sommige waarden zijn
historisch diep verinnerlijkt (bijvoorbeeld tolerantie in de Nederlandse
autochtone cultuur, maagdelijkheid in de islamitische cultuur). Cultuur is
ook niet begrensd: er is in toenemende mate (o.a. door reizen, media en
migratie) sprake van wisselwerking tussen culturen. Nederland is een
pluralistische samenleving. Op persoonlijk niveau is cultuur het
referentiekader van ieder uniek individu: ieder beleeft op zijn eigen
wijze zijn cultuur en draagt er op zijn unieke wijze aan bij. Cultuur is
ook altijd divers, doordat ieder op zijn eigen wijze participeert in die
cultuur (Hoffman en Arts, 1994). Verder
vervolg oude tekst (m.i.v. 2e zin oude tekst par.
2.3.1): …(Er
is een theorie die veel verklaringen voor seksueel rolgedrag biedt: de
theorie van de geslachtssocialisatie; een kruising van sociologie en
psychologie.) Geheel vernieuwde paragraaf 2.3.5 2.3.5 SOCIALISATIE IN ALLOCHTONE CULTUREN De meeste Nederlandse allochtonen
komen oorspronkelijk uit Turkije, Marokko en Suriname, Aruba en de
Antillen. Er zijn belangrijke verschillen tussen de verschillende
allochtone groepen in Nederland. Een verschil tussen Turken en Marokkanen
betreft bijvoorbeeld het opleidingsniveau. Turken hebben sinds Ataturk
bijna allemaal leren lezen en schrijven; onder Marokkanen komt veel meer
analfabetisme voor. Ook binnen die groepen en tussen Nederlandse
allochtonen en mensen in het land van herkomst zijn er culturele
verschillen. Tegenover een verinnerlijkte maagdelijkheidsnorm staan
seriële monogamie en seks voor het huwelijk. Tegenover een taboe op
homoseksualiteit staan allochtone homoseksuele groepen in Nederland. Er is een continuüm van
traditionele (repressieve) vormen tot moderne (permissieve)
levensstijlen.
Het is van belang dat de lezer zich
tijdens het lezen van deze paragraaf realiseert, dat het steeds over
‘gemiddelden’ gaat. Voor veel Marokkanen is reinheid voor en na seksueel
contact een stevig verankerde waarde. Veel Turkse mensen vinden dat je
niet met de andere sekse over seks hoort te praten. Geen enkele lezer uit
een der beschreven culturen zal zich echter geheel herkennen in wat in
deze subparagraaf beschreven wordt over zijn cultuur. Het is aan de
hulpverlener, om zich op basis van algemene informatie bij elke
individuele cliënt nader te verdiepen in diens specifieke achtergronden.
Er wordt altijd gecommuniceerd tussen unieke individuen. Het is
belangrijk, je dit altijd te realiseren bij alle algemene informatie die
in deze paragraaf wordt gegeven. Neem dus nooit aan, dat alle autochtone
jongens en meisjes, alle Marokkaanse mannen, alle Creoolse vrouwen
enzovoorts iets op dezelfde manier beleven. Als je dat doet, bezondig je
je aan stereotypering en daar voelt niemand zich als uniek individu bij
gerespecteerd. De vraag is bij interculturele communicatie steeds: hoe wil
je met andere individuen omgaan? Allochtone Nederlanders die zijn
opgegroeid in een andere cultuur, hebben andere waarden en normen
overgedragen gekregen dan autochtone Nederlanders. Dit geldt zowel voor
hen die zijn opgegroeid in Nederland als daarbuiten. De tweede en derde generaties
Nederlanders met een andere culturele herkomst die hier opgegroeid zijn,
hebben te maken met normen en waarden van twee culturen. Die normen zijn
in een aantal opzichten
tegenstrijdig. Juist bij een onderwerp als seksualiteit speelt zo'n
conflict heel sterk in op de emoties van de betrokkenen. Op het punt van
islam, liefde en seksualiteit is de communicatiestoornis tussen
Nederlanders en moslims waarschijnlijk het hevigst, stelt islamkenner
Abdulwahid van Bommel (van der Linden, 1997). Verschillen in seksuele mores
bestaan ook binnen culturen en houden vaak verband met de religie. Zo zijn
er niet-kerkelijke allochtone Nederlanders die de gematigd permissieve
houding van de Nederlandse samenleving ten opzichte van seksualiteit
hebben overgenomen. Daarnaast zijn er streng-religieuze Nederlanders
(allochtoon en autochtoon) die er repressieve seksuele normen op na
houden. De mate van permissiviteit of restrictiviteit hangt echter beslist
niet absoluut samen met religie. In islam en christendom zijn er
permissieve en restrictieve stromingen. Alle hulpverleners hebben te maken
met een sterke toename van allochtone cliënten vanwege de toename van
allochtone groepen in de Nederlandse bevolking. Goede hulpverlening
veronderstelt aansluiting op de doelgroep. Goede hulpverlening op het
gebied van seksualiteit
veronderstelt aansluiting bij de normen, waarden van de cultuur van
herkomst, die vaak gevormd zijn in eeuwenoude tradities. Die cultuur moet
dus op de eerste plaats gekend worden. Maar het gaat om meer dan kennis.
Een open, respectvolle attitude is voorwaardelijk voor het succes van
hulpverleningscontacten met mensen die uit een andere cultuur komen. Het
lukt beter vanuit een onbevangen blik. Een hulpverlener (in opleiding) zit
zichzelf in de weg, als hij bij alles wat hij verneemt over andere
culturen roept: ‘Ach, ze lopen vijftig jaar achter op ons, zo was het bij
ons ook.’ Deze hulpverlener maakt twee fouten. Op de eerste plaats erkent hij de
diversiteit van unieke individuen binnen een cultuur niet en op de tweede
plaats kan hier geen sprake zijn van een open, respectvolle
communicatie. De cultuur moet niet alleen gekend
worden, maar ook echt de ruimte krijgen. Dat impliceert, dat je je eigen
waarden en normen herkent en ter discussie durft te stellen. Dat je open
staat voor een wederzijdse beïnvloeding. Interculturele hulpverlening
betekent, dat je een daadwerkelijke dialoog aan gaat. Dat kan niet anders
dan op basis van vertrouwen en respect. Dat is niet altijd gemakkelijk.
Als een Marokkaans meisje wegloopt van huis, omdat ze uitgehuwelijkt
dreigt te worden, dan is zij er niet mee geholpen als je alleen maar je
verontwaardiging uitspreekt over zo’n vrouwonvriendelijke
actie. Islamkenner Bos (2000) pleit voor de
erkenning van diversiteit, waarbij respect het kernwoord is. Het gaat dan
niet aan om te zeggen: ‘Ik ben
… (feminist / homoseksueel / vrouw / voor openheid / enzovoort)’.
Een dialoog ontstaat beter op basis van wat je doet, wat je voor iemand
betekent. Ontmoeting tussen culturen ontstaat daar, waar je bereid bent te
ontdekken, wat je van elkaar kan leren. Dat kan ook impliceren, dat je
nader onderzoekt of de socialisatie die jou heeft gemaakt wie je bent, wel
heeft geleid tot iets wat bij jouw persoon past. Beleidsmakers erkennen
steeds meer dat het in intercultureel beleid gaat om de erkenning van
diversiteit. Diversiteit impliceert, dat je voor elke specifieke cultuur,
ja zelfs voor elk individu specifieke hulpverleningsarrangementen aan kunt
bieden (ten Hoven, 2000). Voor de gevolgen van de hier
behandelde informatie voor opvoeding, voorlichting en hulpverlening
verwijs ik naar § 4.6 van dit boek. Islam: binnen- en buitenwereld; mannen- en
vrouwenwereld
De grootste religieuze allochtone
groep betreft de islam. Pinto (1994) stelt dat er belangrijke verschillen
bestaan tussen de westerse, grofmazige en de niet-westerse, fijnmazige
cultuur. Zo staat in de hedendaagse Nederlandse cultuur de individuele
verantwoordelijkheid vaak voorop en is de eer van het gezin en de familie
van herkomst daaraan ondergeschikt. In de traditionele Marokkaanse en
Turkse cultuur is de eer van de familie een waarde die boven de
individuele handelingsvrijheid staat. Vergelijkbare processen spelen
trouwens ook in bepaalde autochtone culturen in Nederland: in hechte
sociale gemeenschappen (bijv. bij sommige streng-religieus georiënteerde
dorpsgemeenschappen) staat de familie-eer ook boven de individuele
vrijheid. Er bestaat in de
traditioneel-islamitische cultuur een scheiding tussen de mannen- en de
vrouwenwereld en tussen de binnen- en de buitenwereld. Een meisje is
eerbaar als ze als maagd trouwt en monogaam blijft. Een vrouw mag de
mannenwereld normaal gesproken slechts betreden als ze ‘dicht’ is, d.w.z.
gesluierd en in het gezelschap van haar echtgenoot of een ander mannelijk
familielid die haar kan beschermen. Een vrouw die de scheidslijn
overschrijdt, is een slechte vrouw. Zij kan seksueel benaderd worden door
andere mannen. (Boedjarath, Lamur en Straver, 1998). Wel zijn er
uitzonderingen op de regel van het door vrouwen betreden van de
mannenwereld: een vrouw mag bijvoorbeeld wel met haar kind zonder
begeleiding naar de dokter (Fontaine, 2000). Als de familie-eer wordt aangetast,
is schaamte het gevolg. Zo kunnen mensen die in zo'n cultuur zijn
opgegroeid het als een aanval op hun persoonlijke identiteit ervaren, als
normen die door de familie hooggehouden worden, zoals de maagdelijkheid
van de dochter, bedreigd worden. Dit wordt beleefd met gevoelens van
schaamte. De maagdelijkheidsnorm staat onder
druk, maar is toch bij grote groepen mensen die afkomstig zijn uit
islamitische landen nog sterk verinnerlijkt. De islam is – in tegenstelling tot
het christendom- niet lustvijandig. Volgens de koran verschaft seks de
mensen rust en harmonie. Uiteindelijk is seks iets tussen God en de mens.
Er bestaat een rijke traditie in de islam op dit gebied. In het algemeen
is het echter voor moslims niet fatsoenlijk om openlijk buiten de
beslotenheid van de mannenwereld of de vrouwenwereld te praten over
seksualiteit. Seksualiteit hoort plaats te vinden binnen het huwelijk en
vormt een onderdeel van het religieuze leven. In de privé-sfeer geven
vrouwen elkaar adviezen, hoe ze de seks prettig kunnen hebben of in ieder
geval niet onaangenaam. Seks in het huwelijk dient voor de voortplanting
maar ook voorkomt het overspel en ontucht. Overspel wordt gezien als een
misdrijf tegen Allah. De man kan zich beter aan het geloof wijden door het
ontladen van seksuele spanning. Investeren in affectie hoort niet binnen
een huwelijkse relatie, het kan de toewijding tot Allah verstoren. Zelfs
tijdens de coïtale omhelzing dient Zijn naam geprezen te worden. Na en
soms ook voor seks dient een ritueel bad genomen te worden. Reinheid is
belangrijk. Dit zijn ook praktische, hygiënische maatregelen, net als
besnijdenis (Boedjarath e.a., 1998). Seksualiteit gaat bij moslims vaak
gepaard met gevoelens van terughoudendheid. Terughoudendheid bij het
praten over seks, maar ook bij het tonen van het lichaam of flirten. In de
besloten mannen- of vrouwengroep wordt meer expliciet gecommuniceerd.
Jongens en meisjes worden door seksegenoten voorgelicht over de seksuele
kant van het huwelijk. Oudere vrouwen geven jongere vrouwen voorlichting,
en zo gaat dat ook bij mannen. Fontaine (1997) bevestigt vanuit
haar werkervaringen de problemen die er zijn bij de seksuele voorlichting
bij zowel Marokkaanse als Turkse kinderen. De moeders zouden soms wel
voorlichting willen geven, maar voor het dilemma staan dat voorlichting
ertoe kan leiden dat hun kinderen met anderen gaan praten over
seksualiteit. Hiermee brengen deze kinderen hun familie in diskrediet. Als
jouw kinderen praten over seksualiteit, loop je het risico uit de
gemeenschap gestoten te worden. Je bent dan niet meer van onbesproken
gedrag. Wat hier mogelijk een rol speelt, is dat de gescheiden mannen- en
vrouwenwereld, zoals die in Marokko bestaat, hier minder beschikbaar is.
Ook de scheiding tussen binnen- en buitenwereld is lastiger te bewaken
voor ouders. Dit leidt ertoe dat de moeders
zwijgen en soms fabeltjes vertellen. Ongesteldheid wordt dan een vorm van
urineverlies. Bij de vraag van een kind waar hij was voor hij geboren was,
kan het antwoord zijn: 'In het ziekenhuis.' De ouders hebben zelf vaak geen
seksuele opvoeding gehad. Biologische kennis ontbreekt veelal door het
lage opleidingsniveau. De invloed van de islam leidt tot de volgende
ideeën: 'seks is voortplantingsgericht', 'praten hoeft niet', 'menstruatie
is een periode van onreinheid', 'homoseksualiteit is een zonde',
enzovoort. De invloed van de islam en de cultuur samen resulteren erin dat
er een sterke rollenverdeling is tussen vrouwen en mannen, er
onderdanigheid van vrouwen bestaat, angst voor verwesterlijking, en een
sterke sociale controle (Tuzun, 1995). Vooral meisjes krijgen boodschappen
in de vorm van waarschuwingen, verboden en aanbevelingen. Dit kan onjuiste
opvattingen en angsten op over menstruatie en het verlies van
maagdelijkheid opleveren. Het behoud van maagdelijkheid tot het huwelijk
wordt nog steeds als een groot goed gezien; ouders en familie zien hier
streng op toe. Ook het behoud van het maagdenvlies is van groot belang.
Vanaf hun derde worden meisjes hiermee geconfronteerd; het wordt hun
bijvoorbeeld verboden doktertje te spelen (Van Keulen, 1994; Hamid,
1995). Het meisje dient beschermd te worden
tegen seks voor het huwelijk. Ze dient als maagd te trouwen; dan pas kan
zij op de status van eerzame vrouw bogen. Maagdelijkheid staat hier voor
het intact blijven van het maagdenvlies en het kuise gedrag van het meisje
(Yerden, 1995). Het meisje dient van onbesproken gedrag te zijn
(Wafelbakker & Raijmakers, 1994). De mythe van het
maagdenvlies
Over het maagdenvlies bestaan veel
misverstanden. Op een congres van de Rutgersstichting (Aletta Jacobshuis,
1994) werd dit in al zijn aspecten besproken. Dit misverstand is
taalkundig, medisch en cultureel te verklaren: het begrip vlies suggereert
iets dat doorbroken moet worden, maar er is geen sprake van een vlies. De
mythe wordt cultureel in stand gehouden omdat het symbool van bloeden in
met name islamitische culturen van belang is. Feitelijk is het geen vlies want er
wordt niets afgesloten. Als er een vlies zou zijn, dan zou het
menstruatiebloed het lichaam niet kunnen verlaten. Feitelijk zou het beter
zijn te spreken van een maagdenopening of een maagdenrandje. Er is
namelijk wel een geplooide, soms stugge, gerimpelde, rekbare weefselring
in de vagina. Die weefselring kan scheuren of opgerekt worden bij de
eerste geslachtsgemeenschap, maar meestal gebeurt dat niet. Het
maagdenrandje kan niet scheuren bij sport, er zit bijna altijd een groot
gat in, zal hoogst waarschijnlijk niet scheuren door een tampon (een
gezwollen tampon heeft een maximale doorsnede van twee centimeter), het is
niet te controleren door een dokter en niet te voelen door een
man. Onderzoeken bieden conclusies dat 40
tot 80 procent van de vrouwen niet bloedt bij de eerste
geslachtsgemeenschap. Het bloeden van het de vrouw is te verklaren vanuit
spanning bij de eerste coïtus (Aletta Jacobshuis, 1994). Omdat de partners
elkaar seksueel nog nauwelijks kennen, zijn beiden gespannen en wordt de
vrouw bij het eerste seksuele contact vaak niet vochtig. Soms, met name op
het platteland in Marokko, maar ook nog wel een enkele keer in Nederland,
bestaat ook nog het ritueel, dat na de ontmaagding een bebloed laken wordt
getoond aan de feestgasten. Dat versterkt uiteraard de spanning (Naamane-Guessous,
1990). Sommige moslimmeisjes en -vrouwen
vragen hulpverleners als ze voor het huwelijk ontmaagd zijn, medewerking
bij hersteloperaties aan het maagdenvlies. Zij vrezen de sociale gevolgen.
Bij een hersteloperatie worden weefselresten in een constructie geplooid,
zodat de kans groter is dat het meisje bloedt bij de volgende coïtus.
Anderen pogen de norm te volgen, door de verboden seksuele contacten voor
het huwelijk te beperken tot orale en anale seks (Aletta Jacobshuis, 1994)
of tot de ‘bijna techniek’, waarbij de penis maar voor een deel in de
vagina komt (Mouthaan e.a., 1997). Het bestaan van het vlies staat
inmiddels in Marokko niet meer zo ter discussie. Zeker in de grote steden
weten veel vrouwen en mannen inmiddels dat er geen vlies is. Maar de
behoefte aan het instandhouden van de mythe speelt ook een rol. Vrouwen
geven elkaar onderling vanuit verschillende motieven tips hoe ze tegenover
mannen de mythe in stand kunnen houden. Op zich verdient de keuze van iemand
om als maagd het huwelijk in te gaan niets anders dan respect. Net zoals
de keuze van iemand anders om geen maagd te blijven voor hij of zij al dan
niet trouwt ook gerespecteerd dient te worden. Ieder mens heeft een in de
grondwet verankerd recht te beslissen over zijn eigen lichaam en
seksualiteit. Daarnaast zie je ook dat door het respect voor de
maagdelijkheid liefde, verliefdheid en seksueel verlangen geïntensiveerd
kunnen worden. De gevolgen van de
maagdenvliesmythe zijn echter schadelijk voor veel
betrokkenen. -
Het veroorzaakt
psychische problemen: angst dat het ‘vlies’ voortijdig beschadigd wordt.
Meisjes mogen niet sporten en zwemmen; er bestaat grote weerstand tegen
inwendig onderzoek door een arts. -
Het veroorzaakt
angst voor pijn bij vrouwen en faalangst bij mannen.
-
Er worden
onnodige medische ingrepen op gebaseerd. -
Het brengt
vrouwen die geen bloed verliezen in moeilijkheden. Soms wordt dat opgelost
door in de vinger of vagina te prikken. Als ze niet bloedt, kan haar man
scheiding aanvragen, dit brengt de eer van haar familie in diskrediet en
leidt tot gezichtsverlies van haar vader. -
Het betekent een
dubbele straf voor vrouwen die seksueel misbruikt zijn. Naast het verdriet
dat geheim gehouden moet worden, moet ze ook nog geopereerd worden om het
randje te herstellen. -
Het houdt de
ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in stand: vrouwen moeten bewijzen
dat ze maagd zijn, mannen hoeven dat niet. Op de Marokkaanse huwelijksakte
staat onder status bij vrouwen maagd of niet, bij mannen het
beroep. Studietaak 2.6 Hersteloperaties
(reflectietaak) Zie de toelichting op studietaken in
de inleiding voor een uitleg van de werkwijze bij
reflectietaken. De maagdenvliesconstructie kan
meisjes in ernstige problemen brengen. Dit speelt in het bijzonder bij
incest en verkrachting. Verplaats je in zo'n meisje. Vaak weten alleen zij
en de dader van het geheim van het seksuele geweld. De eer van haar
familie en haar sociale zekerheid staan op het spel. Zij verzoekt een
maatschappelijk werker haar te verwijzen naar een ziekenhuis. De
maatschappelijk werker realiseert zich dat ze dan meewerkt aan het
verdoezelen van een misdrijf. De hersteloperatie kan een herhaling van het
trauma zijn. Het meisje vindt dat je haar beleving tot uitgangspunt moet
nemen. a.
Bespreek de verschillende gevoelens die dit bij je
oproept. b.
Bespreek wat de maatschappelijk werker zou moeten doen en
waarom. Jongens en mannen Bij Marokkaanse en Turkse
jongens is de opvatting over maagdelijkheid van ongehuwde
moslimvrouwen emotioneel verankerd. Ook aspecten van masculiniteit / feminiteit en macht / onmacht
spelen hierbij een rol. De theorie van Pinto maakt duidelijk dat in dit
geval schending van de familie-eer als een persoonlijke schending wordt
opgevat. Hun eigen voorechtelijke seksuele contacten zien Marokkaanse en
Turkse jongens vaak als een gegeven. Die contacten gaan ze vaker aan met
niet-Marokkaanse meisjes, want met eigen vrouwen zou het alleen maar
ellende opleveren. Volgens de leer hoort ook de man maagdelijk het
huwelijk in te gaan, maar in de islam heeft God de man een
hartstochtelijke natuur gegeven. Wat ligt er dus meer voor de hand dan dat
hij daar in alle gemoedsrust van geniet? (Naamane-Guessous, 1990).
Seks buiten het huwelijk is voor
mannen geen probleem, zolang het maar niet met gelijken is, en
plaats vindt in beslotenheid. Er bestaat in Marokko een brede
verdraagzaamheid ten opzichte van seks tussen personen van het eigen geslacht. Dit wordt
echter zuiver seksueel gezien. Het concept van ‘homoseksualiteit’
als seksuele identiteit is een westers fenomeen. In Nederland kan iemand
‘homo’ zijn, zonder ooit seks te hebben met mannen; het is zijn identiteit
waar het op aankomt, niet zijn gedrag. Buiten de westerse cultuur is dit
begrip niet zo bruikbaar, het gaat niet zo zeer om voorkeur als wel om
gedrag (Steinberger, 1999) . Seksuele relaties hebben in islamitische
landen het karakter van strikt complementaire machtsrelaties. In Marokko
en Turkije ligt er een duidelijke scheiding tussen seks (met ongelijken)
en vriendschap (tussen gelijken). De uitingsvormen van vriendschap lijken
dan meer op hoe sommige homo’s in het westen met elkaar omgaan (arm in arm
lopen, kussen, knuffelen). Affectie kan in islamitische landen alleen
getoond worden tussen mannen onderling, tussen vrouwen onderling, tussen
moeder en kind, tussen vader en jonge kinderen. Op jonge leeftijd, wanneer de
seksuele behoeften het meest intens zijn en de kansen op legitieme seks
het kleinst, vormt seks tussen mannen een alternatief. Het is dan een
relatief onschadelijke en ongevaarlijke uitlaatklep voor seksuele
spanningen die anders met vrouwen zouden worden gedeeld, hetgeen tot
sociale ontwrichting zou kunnen leiden. Het huwelijk staat immers centraal
(Vonk en Sofer, 1987). Bij gebrek aan seks door seksuele
onbereikbaarheid van vrouwen schijnen veel mannen te kiezen voor het
alternatief: gratis seks met jongens (pederastie) of met mannen die niet
als echte man gezien willen worden (travestie) (Hekma, 2000). De seks
tussen mannen bestaat hoofdzakelijk uit anaal penetreren en gepenetreerd
worden. De oudere verliest
zijn geslachtsidentiteit niet: hij houdt vast aan de actieve rol
(Steinberger, 1999). De jongere man/jongen (‘zamel’ in het Marokkaans;
spreek uit ‘zemmel’) moet zich laten penetreren. Een man heeft
stilzwijgend het recht de minderwaardigheid van jongeren, vrouwen,
travestieten, slaven, zwakzinnigen en in zekere mate niet-islamieten te
bevestigen door hen te penetreren, indien er geen vrouwelijke partner
beschikbaar is of als er geen geld is voor een bruidsschat. Een
belangrijke voorwaarde is, dat de man zich niet aan zijn taken voor de
voortplanting mag onttrekken en zich rekenschap geeft van de normen van de
familie en de sociale groep. Het actief penetreren is een zonde
voor een man die zichzelf respecteert. Maar hij behoudt in de
masculinistische gedragscode de reputatie een ‘echte man’ te zijn. Het
stigma komt daarmee te liggen bij de man die zich laat ‘nemen’
(Steinberger, 1999). Stigmatisering vindt niet plaats als de passieve
partij nog jong is. Dan is er minder schande: de ander is immers sterker,
fysiek of qua positie of doet het in ruil voor een gunst. Er bestaat een
breed verspreid idee, dat anale penetratie verslavend werkt. (Hieraan
parallel wordt vaak ook door Turkse en Marokkaanse Nederlanders
verondersteld, dat jongeren die voorlichting krijgen over
homoseksualiteit, er mee besmet en toe verleid zouden kunnen worden. Dit
in tegenstelling tot de in Nederland gangbare opvatting, dat
homoseksualiteit een kwestie van identiteit is). De ‘zemmel’ moet er wel mee
stoppen, als hij 15, 16 is. Als man heeft hij daarna ‘vergeten’ dat hij
zich ooit heeft laten penetreren. Stopt hij niet, omdat hij het fijn
vindt, dan moet hij betalen voor deze diensten, waarmee de daad
gerechtvaardigd wordt. Echter: de man van wie bekend is, dat hij zich laat
penetreren, loopt het grootste risico op stigmatisering. In de
niet-westerse opvatting is alleen hij een ‘homoseksueel’ (Boedjarath e.a.,
1998; Vonk en Sofer, 1987; Murray, 1997). Openheid over seks tussen mannen,
zoals in het westen, bestaat in de islamitische wereld alleen op kleine
schaal in de grote steden (Istanbul, Casablanca, Tanger, Jakarta e.d.).
Daar is een beginnende homosubcultuur aan het ontstaan, waar mannen
homoseksualiteit ook als identiteit beleven. Maar overwegend geldt, dat
het uitspreken van homoseksualiteit wordt gezien als een verloochening van
de islam. En het concept, waarbij homoseksuele partners wisselend passief
en actief zijn, botst ook met de normen binnen de islam. Kortom: een
homoseksuele identiteit bestaat maar in weinig kringen, maar seks tussen
mannen komt vaak voor. Belangrijk is, dat er geen getuigen zijn. De
islamitische wet, de sharia bepaalt wat een moslim mag en niet mag. De
straffen zijn zwaar, maar de eisen t.a.v. bewijsvoering maken het vrijwel
onbewijsbaar: twee tot vier (afhankelijk van de rechtschool) moslimmannen,
met ongeschonden eer en geestelijk gezond, moeten getuigen dat zij ‘de
sleutel in het sleutelgat zagen gaan’. Valse of niet te bewijzen
beschuldigingen worden zwaar gestraft. In landen als Marokko en Turkije
wordt de sharia alleen nog op familierecht toegepast. De seculiere
rechtspraak is veel milder. Maar dat maakt de stigmatisering er niet
minder op (Vonk en Sofer, 1987; Murray, 1997; Stichting Yoesuf,
2000). Op lesbische verhoudingen rust een
nog groter taboe. In allerlei onderzoeken over seksualiteit en islam wordt
geen melding gemaakt van lesbische contacten. Toch zijn er in Nederland
ondanks die taboes organisaties voor homo’s uit Marokko, Turkije en
Suriname waar ook lesbiennes in participeren (Strange Fruit – zie
adressen, onder COC) (Boedjarath e.a., 1998). Bij de tweede en derde generatie
jongens en mannen uit islamitische landen in Nederland is vermoedelijk
minder sprake van onderlinge seks. Er zijn meer (niet moslim) meisjes en
vrouwen beschikbaar en de Nederlandse cultuur staat veel afwijzender
tegenover seks tussen ongelijken (bv. mannen met jongens). Er is een
zekere angst het etiket ‘homoseksualiteit’ opgeplakt te krijgen. Alleen
mannen voor wie het westerse concept van homoseksualiteit fascinerend is,
zullen de stap maken. Daarbij lijken ze te staan voor een dilemma: kiezen
voor de homoseksuele of de etnische identiteit. Sommige jongens doen heteroseksuele
ervaringen op voor het huwelijk, ook met geslachtsgemeenschap. Zij
verkiezen als partners bij voorkeur geen meisjes van de eigen groep maar
een prostituee of een autochtoon meisje. Een moslim jongen dient in het
algemeen de eer van de vrouw te beschermen, zowel voor het huwelijk (zijn
zusters) als wanneer hij is getrouwd; dan moet hij zijn echtgenote
beschermen tegen andere mannen en mogelijk overspel (Vonk en Sofer,
1987). OntwikkelingenAls we kijken naar het gedrag van
islamieten in Nederland, dan kunnen we constateren dat hun gedrag nogal
eens traditioneler is dan van degenen die niet geëmigreerd zijn.
Emigranten hechten in het algemeen meer waarde aan oude culturele
gebruiken en normen en waarden dan de mensen die achterblijven. Dit proces
zie je bijvoorbeeld zowel bij Nederlanders die zich in Canada hebben
gevestigd als bij Turken of Marokkanen die in Nederland
wonen. Een aantal belangrijke facetten van
het leven in het oorspronkelijke land kunnen moeizaam gehandhaafd worden
in Nederland. Zo zijn de huizen hier vaak niet zo gebouwd, dat er een
mannen- en een vrouwenwereld in gerealiseerd kan worden. Daardoor is er
meer contact tussen de seksen. De Vries (1987) veronderstelt dat
men in hogere sociale klassen in Turkije minder belang lijkt te hechten
aan het maagdelijkheidsideaal.. De Turkse Nederlanders staan van alle
Turkse normen het meest achter die van de maagdelijkheid; er is geen norm
die hoger in het vaandel staat dan deze. Dat zou onder andere blijken uit
het gegeven dat veel Turkse meisjes en vrouwen in Nederland het gedrag van
hun autochtone seksegenoten verwerpelijk of slechts acceptabel voor de
ander vinden (De Vries, 1987). Toch is ook in Turkije de
maagdelijkheidsnorm sterk geïnternaliseerd. In Nederland lijken de Turkse
mensen echter over die norm veel explicieter dan hoger opgeleide Turken in
Turkije zelf (Fontaine, 2000). Sommige meisjes in Nederland
proberen de maagdelijkheidsnorm te ontduiken en hebben heimelijk seksueel
contact voor het huwelijk. Dit blijkt ook uit registratiecijfers van
abortusklinieken en soa-klinieken, die een toenemend aantal ongetrouwde
Marokkaanse en Turkse meisjes helpen. Ook hier zie je dat de tweede
generatie, die tussen de oorspronkelijke en westerse cultuur ingeklemd kan
zitten, in conflict komt met ouders en verwanten. Het verwerven van
seksuele autonomie door meisjes en vrouwen staat haaks op het
vrouwafschermende karakter van de traditioneel-islamitische cultuur. In
toenemende mate weten zij dit probleem te omzeilen door een dubbelleven te
leiden: overdag zijn het ambitieuze, ondernemende, moderne dames; ‘s
avonds thuis schikken zij zich naar de familiecodes. Anderen gaan de
confrontatie aan. Een los-vaste relatie zullen ze niet melden, maar als ze
een man gevonden hebben waar ze van houden en een huwelijksdatum hebben
geprikt, dan leggen ze de ‘kwestie’ gewoon voor aan de ouders (Mouthaan
e.a., 1997). El Madkoury (Müller, 1996),
medewerker van het samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs,
organiseerde oktober 1996 een bijeenkomst met 140 Marokkaanse jongens en
meisjes. Hij geeft aan dat ook Marokkaanse meisjes lastiggevallen worden
door Marokkaanse jongens. Als het meisje het thuis vertelt, krijgt ze
straf omdat ze kennelijk op een plek was waar dit kon gebeuren. Soms neemt
dit lastigvallen de vorm aan van seksueel geweld. Door de sterke scheiding
van binnenwereld en buitenwereld in de Marokkaanse gemeenschap blijft dit
nogal eens een geheim wat binnen de familie wordt
gehouden. Onder Marokkaanse jongeren zien we
veranderingen, het eerst in de grotere steden in Marokko en bij hoger
opgeleide meisjes in Nederland. El Madkoury (Müller, 1996): 'De boodschap
van de meisjes was dat terwijl zij emanciperen, de jongens blijven
stilstaan en vasthouden aan hun traditionele machtspositie, waarbij een
jongere broer alles heeft te zeggen over zijn oudere zuster. Alleen omdat
zij een vrouw is. Hij mag naar buiten. Zij moet binnenblijven. Dat pikken
meisjes niet meer.' De ongelijkheid wijt hij eerder aan het patriarchale
systeem dan aan de islam zelf. Naast moderniserende bewegingen in
landen als Turkije en Marokko zien we juist ook weer een toename van
traditioneel rolgedrag in islamitische landen. Moderne jonge vrouwen die
een bloeiende loopbaan zijn begonnen, keerden terug naar een traditionele
levenswijze. In Algerije is van de universitaire docenten 24 procent
vrouwelijk (1984) en in Saoedi-Arabië 25 procent (1980); in Nederland was
dit 13 procent (in 1983). De cultureel antropoloog Jansen (1993)
concludeert op basis van onderzoek dat de terugkeer naar traditionele
leefgewoonten niet louter religieus is te duiden. Het blijkt een antwoord
van vrouwen op een complex spel van factoren. In een veranderende wereld
waarin veel onzekerheid heerst over inkomen en de maatschappelijke positie
van de man bedreigd wordt, kan het aannemen van een sluier en andere
religieuze gewoonten en gedragingen de vrouwen ook iets bieden dat anders
moeizaam verworven had kunnen worden. Het kan hun bescherming bieden in
een wereld vol afwijzing en isolatie. Het kan hun meer mogelijkheden
bieden gerespecteerd te worden en zo een eigen partner te kunnen kiezen.
Het dragen van een sluier biedt sommigen gemoedsrust: ze kunnen de nieuw
verworven plaats in de publieke sfeer behouden. Het biedt hun meer
mogelijkheden om hun man aan te spreken op onverantwoordelijk gedrag
(drank, drugs, slaan). Het kan een alibi aanreiken om de zware combinatie
van carrière en huishouden op te geven en thuis te
blijven. In Nederland zien we twee
tegenstrijdige stromingen bij islamitische meisjes en vrouwen. Enerzijds
is er een terugkeer naar een traditionele leefstijl, anderzijds lijken
meisjes zich succesvoller te integreren dan veel jongens (Müller, 1990).
Soms is het terugkeren naar de traditie van de Islam juist een
mogelijkheid voor meisjes om zich te ontwikkelen. De Koran zegt dat mannen
en vrouwen hun kennis moeten ontwikkelen. Het dragen van een hoofddoek is
soms een teken van emancipatie. De mogelijkheid om meer gebruik te maken
van de zaken die zich in de openbare ruimte afspelen, zoals studeren en
een baan zoeken, zijn soms met hoofddoek beter te verwezenlijken. Het
zoeken naar de kracht van de eigen sociale, religieuze, culturele basis is
vaak meer succesvol dan het overnemen van de westerse normen (Bos,
2000b). Creolen
Bij creolen is de vrouw (moeder en
grootmoeder) de dragende kracht in de opvoeding. In deze gezinnen zie je
nogal eens vrouwen die korte seksuele verhoudingen hebben met
verschillende mannen, en de kinderen (vaak van verschillende vaders)
grotendeels zelfstandig opvoeden. De financiële afhankelijkheid in
Suriname van het inkomen van de vaders speelt in Nederland minder een rol.
Oorzaken van het ontstaan van dit systeem worden gezocht in de historische
sociaal-economische achtergronden. Op de plantages mochten slaven niet met
elkaar trouwen, in een leven van armoede waren kinderen als verzekering op
inkomen en oudedagsvoorziening welkom. Daarnaast ontlenen de creoolse
vrouwen veel status aan het krijgen van kinderen. De seksuele opvoeding in de creoolse
gemeenschap ziet er in grote lijnen als volgt uit. Men praat niet over
seks, tenzij men elkaar goed kent en dan liefst met gelijken. Vrouwen
praten onderling gemakkelijker over seks dan mannen. Mannen scheppen wel
op over seksuele veroveringen maar het praten over de eigen beleving
vinden ze te intiem. Coïtus is de meest gangbare heteroseksuele techniek.
Op alle andere technieken rust een taboe, vooral op orale seks, het wordt
met lichamelijke onreinheid geassocieerd die op zijn beurt kan leiden tot
spirituele onreinheid. Over het algemeen krijgen kinderen geen
voorlichting. Kennis wordt door jongens opgedaan bij vrienden, broer of
neef; door meisjes bij vriendinnen, zus of nicht. Mannelijk homoseksueel gedrag wordt
gezien als een experiment op jonge leeftijd of als immoreel gedrag, als
een stoornis en een indicatie van het niet juist opvoeden van de kinderen.
Ook hier wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ‘mannelijk,
actief’ gedrag (penetreren) en ‘vrouwelijk, passief’ gedrag.
Homoseksualiteit als identiteit komt ook in de creoolse cultuur weinig voor. Iedere man
die seks wil met geslachtsgenoten heeft de keuze tussen ‘boeler’ (actief)
of ‘geboelde’ (passief), maar de combinatie met een symmetrische
liefdesrelatie bestaat nauwelijks. De ‘boelers’ worden niet als echt
homoseksueel beschouwd, de mannen die zich laten penetreren juist wel (Sanders, 1988). 'Matis'
(vrouwen die een duurzame, ook seksuele relatie met elkaar hebben) worden
daarentegen sociaal meer geaccepteerd. Zij bieden elkaar, naast plezier in
seks, ook economische steun en houvast. Al deze zaken zijn bij deze
immigranten aan het veranderen naarmate creolen langer in Nederland wonen
(Accord, 1995; Boedjarath e.a., 1998). HindostanenZowel in
Suriname als in Nederland vormen de hindostanen de grootste
bevolkingsgroep, groter dan de creolen. De term hindostanen geniet de
voorkeur boven hindoestanen, omdat niet iedere hindostaan de
hindoe-godsdienst aanhangt (80% is hindoe, 20%
moslims). De
hindoe-godsdienst bepaalt echter voor een belangrijk gedeelte de
hindostaanse cultuur. De familiestructuur en de man-vrouwverhouding zijn
in de plaats gekomen van de oorspronkelijke kastenstructuur. Er is nog
steeds sprake van een hechte familieband, vooral rondom huwelijken,
geboorten en begrafenissen. Het onderling gezag en het verschuldigde
respect binnen de familie dienen nog steeds te worden erkend. Het huwelijk
heeft sacramentele kenmerken. Meisjes en jongens worden in de opvoeding
voorbereid op het huwelijk. Er is
soms sprake van het Surinaamse instituut van ‘buitenvrouw’
(minnares). Maagdelijkheid is een voorwaarde voor het
meisje om te kunnen trouwen. In tegenstelling tot sommige gemeenschappen in de
Marokkaanse/Turkse cultuur hoeft hier geen bebloed laken na de
huwelijksnacht getoond te worden, maar de eer dient wel bewaakt te worden.
Ook hier gaan de jongens in de praktijk vrijuit, maar hun seksuele
ervaringen moeten wel voor het zicht van de gemeenschap verborgen blijven.
Soms is er sprake van uithuwelijken, maar in toenemende mate wordt van het
meisje verwacht, dat ze met een respectabele kandidaat komt.
In de oude
hindoetraditie is seks een kunst (Kama Sutra), die tot verhogen van genot
en spiritualiteit leidt. Vroeger bestond er geen taboe op seksualiteit in
de hindostaanse cultuur. Victoriaanse invloeden hebben ook hier hun tol
geëist. De seksuele voorlichting laat dan ook nogal eens te wensen
over. De vader en
in diens plaats eventueel de zoons moeten in veel gezinnen strikt
gehoorzaamd worden. Dit leidt, gecombineerd met de wens naar meer vrijheid
bij dochters, nogal eens tot wegloopgedrag (Boedjarath e.a., 1998;
Brouwer, 2000). Ook homoseksualiteit kan aanleiding zijn tot uitstoting
(Bos, 2000b). Vrouwbeeld
Als we het vrouwbeeld in de verschillende culturen samenvattend bespreken, kunnen we constateren dat de traditioneel-islamitische en hindostaanse cultuur vrouwafschermend zijn. De Caribische (creoolse) cultuur is vrouwvriendelijker. Woertman (1994) geeft aan dat mensen in de Caribische cultuur een heel positief zelfbeeld hebben wat betreft hun lichaam. Hierop wordt teruggekomen in § 2.4.2. Daar hangt ook mee samen dat deze cultuur niet vrouwafschermend is. De omgang is er fysieker, flirteriger, mensen hebben ook meer seks. © 2000 M. Heemelaar, Amsterdam Ga door naar de nieuwe paragraaf over seksuele ontwikkeling bij volwassenen |